

Recept
In het weiland achter ons huis foerageren zes kramsvogels in het strijklicht van een winterse namiddagzon. Mooi, maar net te weinig voor het volgende recept, op schrift gesteld in een periode waarin vogels vooral werden gewaardeerd om hun smaak: "Men neme acht tot tien kramsvogels, trekt het vel van over de kop, steekt de ogen uit, snijdt de vleugels en de poten af in het eerste gewricht, flambeert dit alles waarna men de pootjes kruisgewijs door de oogholten steekt. Daar de


Mantsje mosk
De grote natuurvorser Thijsse schreef het al: mussen zijn allerminst grijs. Zeker niet onder gunstig licht. Zijn advies: "plaats u zoo, dat ge u bevindt tusschen zon en den te beschouwen vogel." Ofwel, zoals een Duits versje zegt: "Wer recht in Freuden wandern wil, der geht der Sonn entgegen." Dan pas zie je ook de subtiele wenkbrauwvlekjes, zoals die van deze mussenman. Thijsse roemt de ogen van degene die ze op een een meter of tien nog onderscheiden kan, en hij voegt eraan


Winterkoning
Vanmorgen dit bolletje tomeloze energie over ons gazon zien 'rollen'. Die parmantigheid deed mij denken aan het volgende verhaal uit Vogels in Friesland (III): "Over de naam winterkoning is in het noorden van Friesland het volgende verhaal bekend: De dieren hebben een koning; de leeuw. Daarom wilden ook de vogels een koning hebben. Op het Noarderleech kwamen ze bij elkaar. De kauw voerde het woord: de vogel die het hoogst kan vliegen, zou koning worden. Zo gezegd , zo gedaan.


Examen
Wie een heggenmus van een huismus weet de onderscheiden, treedt toe tot het gilde der vogelaars. Wie hem herkent, is niet langer een zwalkende ziel met een veel te dikke vogelgids. Een soort examenvogel dus, die kaf van koren scheidt. Hans Dorrestijn, caberatier en vogelaar, weet nog precies wanneer hij voor die proeve van bekwaamheid slaagde. In Dorrestijns vogelgids spreekt hij van Het geluk van de heggenmus; de dag dat hij werd genezen van een Diep Ongeloof. En nadat hij d


Mooi!
Zo rond oktober arriveren hier de veldjakkers (kramsvogels). In kleine groepjes vliegen ze -tjakkend - van land naar land, op zoek naar wat er bij ons nog aan insecten, zaden en bessen te vinden is. Een stevige lijster, die opvalt door zijn loden stuit, fraai contrasterend met de warmbruine mantel. Mijn bewondering wordt niet overal gedeeld. In Zweden - waar het miegelt van de kramsvogels - bekent vogelschilder Lars Johsson weinig op te hebben met de 'sneeuwekster', wiens ve


Baron
Lauwersmeer, een straal zonlicht priemt door de bewolking en vlamt alles op. Als een toverstaf. Zie de kop van deze brilduiker, net nog matzwart, maar nu een waaier van groene verlooptinten. De ‘bril’ in zijn naam dankt de soort aan de witte vlek onder zijn oog en inderdaad, als een brilduiker je frontaal aankijkt, lijkt het alsof hij over de rand zijn lorgnet loert, verbaasd en afkeurend tegelijk. Nog even, en ze vertrekken weer naar hun broedgebieden; de met oude bossen omz


Paasei
Altijd wanneer ik een groep brandganzen zie, stop ik even. Dan glijden mijn ogen over het 'verende' veld en zoeken een rood accent; de bordeauxrode borst van de roodhalsgans! Bijzonder, want zeldzaam. Vanmiddag was het raak, in de polders onder Anjum. Twee maal zelfs. Hoewel de soort solitair een bijna clowneske indruk maakt, vervloeit hij hier wonderwel tussen de duizenden brandganzen. Onzichtbaar bijna. Een prachtig paasei, voor wie goed zoekt!


Elfstedentocht
Langhals, fazanteend of gaffelstaart, zomaar wat volksnamen voor een van onze elegantste 'wintereenden': de pijlstaart. Als we al een nationaliteit op deze eend mogen plakken, dan toch de Finse. Hoewel hij bij ons een zeer zeldzame broedvogel is - Nederland ligt aan de zuidgrens van zijn omvangrijke broedareaal - zien we hem toch vooral in milde winters. De pijlstaart als doekje voor het bloeden in een Elfstedentochtloos tijdperk.